13 februari 2007

Woorden

habbekrats.....bonnefooi.....tierelier.....Zwingelspaan

11 februari 2007

Kom op bezoek...

Hoe en wanneer het precies ontstaan en/of gegroeid is, weet ik niet precies, maar ‘Barbapapa’ is sinds jaar en dag een terugkerend ‘hot item’ binnen het gezin waarin ik ben opgegroeid. Barbapapa en zíjn gezin zijn er een eigen leven gaan leiden, en soms lijkt het alsof ze er altijd al bij hebben gehoord. Alsof Barbapapa en Barbamama onze tweede ouders zijn, en Barbabee, Barbalala, Barbabientje, Barbabob, Barbabella, Barbabenno en Barbaborre onze broertjes en zusjes.
(Wie nu (al) denkt: “Die spoort niet helemaal”, zou best wel ‘ns gelijk kunnen hebben. Je weet het niet…)
Aan Barbapapa en de zijnen weten we steeds weer een schat aan oneliners, liedjes, grapjes, spelletjes en wat dies meer zij, te ontlenen.

Toen Pa en Ma (de echte, van vlees en bloed) een paar jaar geleden 40 jaar getrouwd waren, wilden wij kinderen (de echte, van vlees en bloed) iets leuks en/of speciaals doen op die dag. Net als ‘Barbapapa’ heeft het fenomeen ‘boetseren’ een vrolijke status en een lange dito geschiedenis binnen het gezin de V.-D. Toen de kinderen enkele weken voor de trouwdag bij elkaar kwamen om dingen te bedenken ter invulling ervan, waren 1 en 1 snel bij elkaar opgeteld: we gaan een workshop ‘Barbapapa Boetseren’ doen.
Bij een keramiek-atelier in de buurt vond Grotezus de ruimte en de mensen om onder professionele begeleiding deze wens in vervulling te doen laten gaan. En op die prachtige donderdagochtend van begin april 2004 zaten we met z’n achten vreugdevol en gepassioneerd Barba’s te kleien. Wat een feest!

De 8 Barba’s sieren nog altijd de schoorsteenmantel in het ouderlijk huis. (Met de Kerst krijgen ze allemaal een Kerstmanmuts op van mijn moeder, en met Pasen een gele strik. Tip voor dit jaar, mam: geef ze met Pasen een een halve eierschaal op het hoofd, dan worden het Calimero-Barbapapa’s.)
Nog niet zo lang geleden hoorde ik van Grotezus die het weer van Kleinezus had, dat de vriendin van de buurvrouw van de tante van de juf van het neefje van de groenteboer onze geboetseerde Barba’s ergens op het Internet had gezien. ONZE Barba’s. Dat klonk te mooi om waar te zijn, dus ik hedenochtend maar ‘ns op zoek om het tegendeel te bewijzen. Maar het is heus: onze Boetsie-Barba’s vereeuwigd op een Internet-pagina als voorbeeld van hoe je je eigen boetseerworkshop kunt vormgeven.
Hi-lá-risch!

Ja, ik kan me héél goed voorstellen dat alles alleen maar leuk is als je er bij bent (geweest).

06 februari 2007

Pas

Ik had het eigenlijk nog nooit eerder gedaan. Tenminste niet op die manier. Pasfoto’s laten maken en een nieuw paspoort aanvragen volgens de eisen waaraan een pasfoto voor een paspoort tegenwoordig moet voldoen.

Het is fijn dat dat maar een keer in de 5 jaar hoeft, want tjongejongejongejonge.

“Goedemorgen fotograaf, ik kom hier om pasfoto’s te laten maken”.
“Dan bent u aan het juiste adres, mevrouwtje. (‘Mevrouwtje’ zei de fotograaf helemaal niet, maar het is zo leuk om dat ‘ns in een verhaaltje te zetten.) Is het voor een nieuw paspoort?”
“Jazeker, fotograaf”.
“Dan gaat u er maar ‘ns goed voor zitten, want dat is nogal wat. Zie deze lange lijst met de eisen, voorschriften en richtlijnen van tegenwoordig maar eens”.
“Nou, dat is een lange lijst, hoor, poe poe”.

Ik ging er ‘ns goed voor zitten. Het was 11.15u.
Het was zo gekiekt.

En om 11.23u was ik bij het gemeentehuis. Ik kreeg een nummertje waarmee ik – zo bleek achteraf – ongeveer een kwartier moest wachten op mijn beurt. Dat was niet zo lang, en daarbij was ik wachttijdvoorbereid naar het gemeentehuis getogen – ik had een goed boek in de tas – dus dat viel allemaal erg mee.
Des te groter de teleurstelling toen mijn pasfoto door de ambtenaar werd afgekeurd. Heel terecht afgekeurd, zo liet ze me zien aan de hand van een sjabloon dat ze over de pasfoto legde; mijn hoofd stond er te klein op. Maar geen paniek, zo verzekerde ze me: mijn aanvraag zouden we samen alvast zo ver mogelijk afwerken, en met een formulier-van-pasfoto-afkeuring dat ze invulde, kon ik terug naar de fotograaf om kosteloos nieuwe pasfoto’s te laten maken, die ik daarna alleen maar even hoefde af te geven aan haar balie.
De oplettende lezer die vandaag buiten is geweest of uit het raam heeft gekeken, weet dat:
1. de fotograaf en het gemeentehuis nogal dicht bij elkaar huizen
2. het weer aangenaam is
en het dus heus niet zo heel erg is dat ik weer terug moest naar Meneer de Fotograaf. Tenminste, dat vond ík.

Meneer de Fotograaf was minder blij mij zo snel al weer terug te zien. Ik overhandigde hem met een milde glimlach het formulier-van-afkeuring en hij bekeek het aandachtig, argwanend en uiteindelijk zuchtend. Je zag ‘m denken: “Wat een zeikers”. Maar er zat niets anders op dan nieuwe pasfoto’s van mij te maken. Hij beoordeelde ze met hetzelfde sjabloon als de ambtenaar had, en mompelde: ”Deze zullen dan ook wel niet goed zijn” (hoofd te groot dit keer). En dus maakte hij voor de derde keer mijn pasfoto’s. Als ik niet in zo’n goede en daardoor zelfverzekerde bui was geweest, had ik gedacht dat het allemaal aan mij en mijn hoofd lag. De derde serie beoordeelde hij natuurlijk weer met dat sjabloon, en zei twijfelend: “Deze zullen wel goed zijn. Maar ja, ze zullen bij de gemeente wel gaan zeiken over een millimeter”. Twijfelend en vragend keek hij even op en mij aan. Ik zei (bemoedigend): “U is de fotograaf”.
Hij zei dat ie het allemaal wel vervelend vond, en ik beurde hem op met de mededeling dat er heus veel ergere dingen in de wereld zijn dan op en neer pendelen tussen fotograaf en gemeentehuis met zulks mooi weer en dat ik er niet wakker van zal gaan liggen.
En ik vroeg nog of ik serie 1 weer mee mocht nemen. “Nee”, was het antwoord.
“Als ik dadelijk de winkel uit ben, gooi je ze weg”.
“Ja”.

Fluitend fietste ik weer naar het gemeentehuis, alwaar mijn derde serie genadeloos werd afgekeurd. Mijn hoofd was en bleef te klein.
De ambtenaar was en bleef vriendelijk tegen mij, en ik tegen haar. Zij kon er immers niks aan doen, en ik ook niet. En als het wel haar schuld was geweest, of de mijne, dan nog waren we vriendelijk tegen elkaar geweest en gebleven. Want waarom niet.

Vijf minuten later stapte ik, nogal altijd vrolijk en blijmoedig, maar ook vastberaden en strijdvaardig, weer bij Meneer de Fotograaf binnen. Een blik die dodelijk was geweest als ík niet onsterfelijk was geweest, snelde me vanachter de balie tegemoet.
“Gossie, het is nog niet goed hoor”, zei ik.
“Wát is er niet goed?”, beet de fotograaf me toe.
Ik zei: “Ikke nie weten. Ikke nie ambtenaar en ikke nie fotograaf” en overhandigde hem het tweede formulier-van-afkeuring. Hem was overigens de norse en ogenschijnlijk van zichzelf overtuigde collega van hij die de eerste drie series had geknipt. Hem riep hij die achter in de winkel was: “Ze is weer terug, het is weer niet goed”. Hem en hij bogen zich samen over het formulier-van-afkeuring en pakten de drie series erbij. Ze zagen ook wel dat de eerste en de derde serie een te klein hoofd bevatten. Hem zei tegen hij: “Dan geef haar de tweede serie, die met het grotere hoofd, mee”.
Ik zei: “Ho ho, hem, daar was hij in eerste instantie ook al onzeker over. Daarmee ga ik nu niet naar de ambtenaar, want dan word ik zeker en vast meteen weer teruggestuurd naar jullie twee. Ik heb tijdens mijn vorige bezoek al tegen hij gezegd dat ik er niet wakker van ga liggen, maar ik vind het nu toch wel een beetje vervelend worden. Het lijkt me voor iedereen het beste als je nog ‘ns knipt”.
Hem rechtte zijn rug, maakte zich nog wat groter en dikker, verhief zijn stem een weinig en vroeg mij uit de hoogte, verongelijkt en sjacherijnig: “En op WIE moet jíj nou boos gaan staan te zijn, hè? Op ons of op de gemeente?”
“Nou, als ik dan toch mag kiezen…”, zei ik, “…op jullie maar”.
(En dat terwijl ik niet eens boos was en ging worden.) (Hoewel daar inmiddels alle aanleiding toe was.)
Hem knipte met tegenzin een vierde serie, en toen nog een vijfde, en de ambtenaar zei dat de vijfde perfect was. Ze had sinds de invoering van de nieuwe eisen nog niet zó’n perfecte pasfoto gezien. Het was 13.27u.

(Jammer is dan wel weer dat die lelijke, grote puist tussen mijn neus en bovenlip gewoon op de foto blijft staan, hoe vaak er ook geknipt wordt.)

01 februari 2007

De ongeloofelijke geschiedenisch van de kar en de ezel


Ik had het eigenlijk nog nooit eerder gedaan. Tenminste niet op die manier. Omdat ik het altijd maar zo-zo vond. Ik bedoel, ieder z’n ding, hoor. Heb er verder ook nooit zo’n uitgesproken mening over gehad, maar vond het op de een of andere manier gewoon niet zo bij mij passen. Ik ben bijvoorbeeld niet zo’n lange(re)-termijn-denker, terwijl ver(der) vooruitkijken op z’n minst handig is als je het goed wil doen. Daarbij kan ik het haast nooit op zaterdag, de dag waarop het toch eigenlijk schijnt te moeten, doen, doordat ik dan de hele dag op school ben.
Maar de laatste tijd werd ik steeds vaker geplaagd door de gedachte dat het er toch maar ‘ns een keer van moest komen omdat het uiteindelijk toch zo z’n (langere-termijn-)voordelen heeft. De aanlokkelijkheden in het reclamekrantje dat ik binnenkreeg terwijl ik toch duidelijk een ‘nee-nee’-sticker op de brievenbus geplakt heb zitten, gaf me het laatste duwtje. Dus vanmiddag heb ik het dan eindelijk gedaan.

GROTE boodschappen.

Bij de prijsvechters of hoe ze ook mogen heten.

Dat je dus zeg maar bedenkt wat je in de komende vier, vijf (zes, zeven, acht… hoe ver kun je gaan?) weken allemaal gaat eten, drinken, schoonmaken, en dat je daarvoor dan alle benodigdheden in één keer in de boodschappenkar laadt, op de verse dingen die niet in de vriezer kunnen na. Zodat je in de komende vier, vijf (6,7,8…) weken nauwelijks nog de deur uit hoeft als het op levensmiddelen, voedingsstoffen, ingrediënten en poetsmiddelen aankomt. En zo (ook nog ‘ns) tijd en geld bespaart.

Eerst naar de Lidl, waar ik overigens al met een zekere regelmaat kwam. Daarna naar de Nettorama, die aan dezelfde lange weg die normaalgesproken tweerichtingsverkeer over zich heen laat komen maar nu al 8 maanden ofzo alleen eenrichtingsverkeer vanwege werkzaamheden, ligt, maar dan verder terug in de richting waar ik oorspronkelijk vandaan kwam. Dus ja, het was praktischer en tijd- en geldbesparender geweest als ik éérst naar de Nettorama, en dán naar de Lidl was gegaan, maar voor de rest is dat allemaal niet zo relevant.
De Nettorama heeft een redelijk ruime eigen parkeerplaats aan de achterkant, waar op het moment van mijn arriveren geen plekje vrij was. Niet getreurd: naast de eigen parkeerplaats van de Nettorama ligt een openbare, gemeentelijke parkeerplaats, en deze twee parkeerplaatsen worden van elkaar gescheiden door een hek dat tijdens de openingstijden van de Nettorama open staat omdat je alleen via de openbare parkeerplaats op de eigen parkeerplaats kunt komen. En een stukkie lopen vind ik heel niet erg.
Efficiënt legde ik de route door de supermarkt af, onderwijl genietend van de scherpe prijzen en de lekkernijen waarmee mijn karretje steeds voller en voller raakte. Door de plotselinge gedachte dat ik de enorme boodschappentas waarin al dat lekkers naar huis vervoerd moest worden, in de auto had laten liggen, liet ik me niet uit het veldsla. Kwestie van de 97 artikelen uit het karretje op het boodschapenbandje bij de kassa zetten, artikelen na scanning van het bandje weer terug in het karretje, hop naar het autootje en daar alles netjes in het tasje. Handomdraaitje.
Fluitend liep ik weer naar buiten, de eigen parkeerplaats op. Ik had de supert nog geen meter achter me gelaten of mijn oog viel op een infobordje dat tegen de neuskant van het karretje was bevestigd. De info was goed leesbaar, ondanks de vele artikelen die er voor lagen: “Dit boodschappenwagentje blokkeert automatisch als het de rode lijn passeert”.

Huh???
Rode lijn???
Blokkade???
Huh?

Ik mag dan heus met mijn tijd mee gaan en deze soms zelfs vooruit zijn, maar da’s toch geheel onbekende kost voor mij. En zoals we hier in het zuiden zeggen: “Wè unne boer nie kent, dè vreettie nie”, dus ik dacht: “Ja, ja, dat zal wel”.
De rode lijn had ik inmiddels in het vizier. Die was natuurlijk precies getrokken langs de opening in het hek dat de eigen en de openbare van elkaar scheidt. €0.50 vooraf in het karrteje is tegenwoordig zeker niet meer genoeg.
De rode lijn was dik en opvallend genoeg om realistisch te zijn, maar ik vond nog steeds dat automatisch blokkerende boodschappenkarretjes, zeker als ze volgeladen zijn, iets voor over 150 of 200 jaar zijn. Voor science-fiction ofzo, en dus op 1 februari 2007 gewoon nièt waar.
De wens is de vader van de in dit geval bedrieglijke gedachte. Met de voorwielen de rode lijn slechts enkele centimeters gepasseerd, werd mijn volgeladen boodschappenkarretje een koppige ezel. De (zojuist gekochte) voorgehouden winterwortel en een paaiend “Kooom dan, toe maar, hij’s braaf” hielpen niet; boodschappenkarretje (met 105 losliggende artikelen) weigerde elke dienst. Logisch: op het rechter voorwiel zat ineens een heuse, gele wielklem, die ik alleen van Amsterdam ken.
“Hey, this fckng ain’t no the fckng Randstad, man, it’s bloody fckng Brabant!”

Hier het blokkerende boodschappenkarretje met 119 losliggende artikelen, 100 meter verderop de auto met de grote, lege boodschappentas.

En toen moest ik, verslagen staande bij de dikke rode lijn, onwillekeurig denken aan dat raadseltje weet je wel, van dat eiland en die vos en die kip en nog iets.
Of aan Mozes en de berg.